Er is een duidelijk verschil tussen jongens en meisjes . Niet alleen van buiten ook van binnen. Meisjes hebben poppenhuizen en jongens auto's. Aangeboren of aangeleerd, dat is de vraag. Ik heb
twee jongens gekregen en inderdaad. Ze zijn anders. Het eerste woord van zoon 1
was geen “mama”, maar “vrawa”. Het duurde drie dagen voordat ik door had wat
dat betekende. Het lieve kind wees enthousiast naar de andere kant van de kamer
en riep "vrawa". Als goede opvoeder zeg je dan het juiste woord en deelt zijn
enthousiasme. Helaas wist ik niet waar hij het over had. Ik zag niets. Wel zag
ik hem denken: “van alle mogelijke moeders, kom ik bij zo een terecht. Volgende
dag idem, misschien zag hij iets buiten, een schaap, een ander beest, een auto?
Weer niet begrepen, weer die blik van dat mens snapt ook niets. De dag erna was
ik vlugger, het moest buiten zijn en snel voorbij. We woonden toen een eind van
een dijk vandaan. En warempel, voorbij de weide, tussen de achterkant van
verschillende huizen reed een
vrachtwagen. Nauwelijks te zien. Vrachtwagen? vroeg ik weifelend. Hij knikte
tevreden. Eindelijk had het mens het begrepen. Sindsdien heeft de vraag mij
gekweld. Hoe kwam hij aan dat moeilijke woord, niet van mij. Waarschijnlijk
maar een keer gehoord, maar enorm gefascineerd door het gevaarte. En dus direct onthouden. Jongens houden van herrie en beweging. Toch kreeg hij van mij, moderne moeder, die ik dacht te zijn, op zijn eerste verjaardag een pop. Deze werd beleefd aangenomen. 3 maanden later was de pop zorgvuldig ontleed van armen benen en hoofd. De techniek was nu helder voor hem. Toch had het op lange termijn het beoogde effect, al kan ik het niet bewijzen. Kinderen zijn dol op hem en hij op hen. Auto’s en
techniek zijn zijn liefde gebleven. Uit elkaar, in elkaar en tegen elkaar,
dat is ook zijn hobby geworden, geërfd van vader. Begrijpen doe ik het niet .
Bij nacht en ontij op een koude vloer liggen sleutelen, onduidelijke dingen los zien te
krijgen. Onderdelen, die in ruime mate aanwezig waren, maar toch net niet de
goede blijken zijn, moeten ergens met spoed opgeduikeld worden. Nederland wordt afgebeld. Dikke handboeken van
diverse merken, die ze toch echt moeten hebben, slingeren rond en worden uitgebreid bestudeerd. Hoewel, nu ik het opschrijf,
wat is het verschil met mijn hobby? Ik heb een warme werkkamer en zit op een stoel! Gelukkig accepteren we elkaars hobby wel. Soms kunnen we het zelfs goed combineren. Manlief houdt van autorijden. Hij zou het liefste dag en nacht rondrijden. Regelmatig vraagt hij vol hoop: ”is er nog niet ergens een beurs of zo?” Dan moet ik niet aankomen met Rijswijk of Eindhoven, want dat is te dichtbij en geen lol aan. Soest of Giesen, dat is leuk. Als we er zijn zoekt hij een terrasje, leest een autoblad en wacht af. Omgekeerd vindt hij het wel erg leuk als ik mee naar binnen ga in een automuseum. Zo heb ik er onlangs een paar gezien. Het moderne Mercedesmuseum in Stuttgart en het automuseum in Raamsdonkveer. In
de eerste ging ik mee omdat ik met een paar
vriendinnen bezig ben met een houtbouwpakket van een antieke mercedes
1:12. Het
lijkt me zo leuk bij mijn poppenhuis een antieke auto te hebben met een
paar mooi aangeklede dames erbij. Er zit helaas een onduidelijke
handleiding bij, dus af en
toe hebben we geen idee, wat we aan het maken zijn. Het museum moest
uitkomst
brengen over kleuren en de plaats van verschillende onderdelen. Foto
komt als
het klaar en gelukt is, dus blijf kijken en hopen! (ha ha), lees column
foto's om de 'haha' te begrijpen en lees column over miskopen om het
resultaat te zien. Dit alles even
terzijde. In Stuttgart zag je de auto’s zoals ze toen nieuw werden afgeleverd,
mooi dus, dat wel, en voorzien van een tijdsbeeld doormiddel van foto’s uit die
tijd. Leuk detail: heel veel vrouwen reden auto in die tijd, meer dan ik dacht. Mooi museum. Goed over nagedacht. Het museum in Raamsdonkveer heeft een andere insteek. Oud is oud, wordt
hersteld, voor zover mogelijk, maar je blijft zien, dat het gebruikt is. Dat
trekt me. Doet me denken aan Basel. Ik snap nu zelfs waarom iemand
auto’s leuk vindt. Een auto is een buitengewone uitvinding, hoe komt een
mens erop. En wat is er veel geëxperimenteerd door heel mensen. Dat is dus wat
mijn mannen ook constant doen. Leuk zijn ook de pleintjes met oude gevels, die zijn aangelegd als achtergrond voor de auto’s. Het allerleukst vond ik de kleine auto’s. Zodra er een nieuw model uit was werd er een kleine versie gemaakt voor al die kleine jongetjes, die gek zijn van autos en die later weer nieuwe auto’s gaan uitvinden. Diverse modellen, duidelijk met speelschade. Ik zie in gedachten de kinderkamers in mijn poppenhuizen voor me. Natuurlijk met het verschil tussen jongens en meisjes: treinen en kleine autootjes, kleine zwaarden, hobbelpaarden tegenover poppen,wiegjes, theeserviesjes, poppenhuizen (uiteraard!) enz. Maar geen miniauto waar de jongetjes in kunnen rijden. Toch een groot gemis. Het hoort bij hun opvoeding begrijp ik nu, ook in een poppenhuis. Maar waar vind je een oude antieke miniminiauto? Heidi Ott heeft een aantal auto’s, maar ik heb ze nooit gekocht. Te mooi vond ik, net niet echt. Nee wel echt ,maar niet oud. Best wel jammer eigenlijk. Dan gaat me een licht op. Wat hebben mijn kinderen nou al die tijd gedaan met hun speelgoed? Juist uit elkaar, in elkaar en tegen elkaar. Dat is de oplossing. Ik ga auto’s bestellen bij Heidi Ott, alleen niet zeggen wat ik ermee ga doen. Zodra ze binnen zijn ga ik ermee rijden. Bang tegen een muur, bang tegen elkaar. Deukje hier en blusje daar. Het komt helemaal voor elkaar. Ik word
een jongetje, nou ja, even. |
columns >